Klustervlieg = Pollenia Rudis
De klustervlieg wordt tussen de 5 en 12 mm groot. Ze is bruingrijs van kleur. Het lichaam bestaat uit 3 segmenten: de kop, het borststuk en het achterlijf. Het borststuk is bedekt met goudkleurige haren. Het achterlijf is afgeplat en heeft grijs-zilveren vlekken.
Ze voeden zich met vruchtensap, plantensap, nectar en ontlasting.
In de ZOMER zorgen klustervliegen eigenlijk niet voor overlast.
In het NAJAAR, wanneer het kouder wordt, verenigen de klustervliegen zich in grote zwermen en gaan zij op zoek naar een plaats om te overwinteren. Ze kiezen hiervoor rustige plaatsen waar de kans op verstoring klein is: holle bomen, hoge gebouwen, spouwmuren, kerktorens, zolders, holle ruimtes in huizen/gebouwen/kantoren, onder de dakpannen, … uit als overwinteringsplaats. Hier begint de overlast.
Ze brengen de WINTER door in kluster, in dicht opeengepakte groepen. Zo een kluster kan uitgroeien tot duizenden vliegen. In deze periode zijn de klustervliegen het minst actief, maar wanneer zij verstoord worden kunnen ze beginnen rondvliegen. Hun (vlieg)gedrag ziet er sloom en suf uit. Klustervliegen kiezen elk jaar weer dezelfde plaats uit om te overwinteren. Dus je kan stellen: als je één keer last hebt van klustervliegen blijf je elk jaar opnieuw met dezelfde plaag zitten.
Wanneer het in het VOORJAAR warmer wordt, ontwaken klustervliegen uit hun rusttoestand. Ze worden aangetrokken door warmte en licht, worden terug actief en vliegen massaal uit. De eerste weken blijven zij in de buurt van hun overwinteringsplaats: je ziet ze dan vaak in grote aantallen tegen gebouwen zitten: het kan zwart van de vliegen zien. Tijdens deze periode zorgen ze ook weer voor heel veel hinder en overlast. Pas na enkele weken verlaten zij die plaats definitief.
De voortplanting vindt plaats in het voorjaar. De ontwikkeling van eitje tot een klustervlieg gebeurt volledig buiten. De eitjes worden afgezet op regenwormen, in de buurt van pierenhoopjes, in kieren op de grond of op vochtige grond onder rottende bladeren. Na 3 dagen komen de maden uit de eitjes. Om zich te ontwikkelen gaan de maden op zoek naar regenwormen die ze van binnenuit leeg eten. In het popstadium verlaat hij de worm om zich te verpoppen tot vlieg. Dit gebeurt in de grond. Men spreekt van een volledige gedaanteverwisseling: ei → made → pop → vlieg. Klustervliegen kunnen 3 tot 4 generaties per jaar voortbrengen.
Comments